Soms gaan de dingen nu eenmaal anders dan je verwacht…
‘Domaine des Forges’ & ‘Domaine de Saint Christophe’
Het moet augustus 2001 geweest zijn toen ik na een pauze van drie jaar weer interesse kreeg in het karpervissen. Ik viste voorheen altijd met mijn vader. Samen deelden wij deze hobby. Als hij weer eens naar het Amsterdamse bos ging om te vissen en ik moest werken belde ik hem altijd even op om het verslag van de dag te horen. Hij sprak altijd met veel enthousiasme over de runs die hij die dag had gekregen. Als ik van een sessie terug kwam was hij ook altijd de eerste die ik belde om mijn avonturen te vertellen. Kortom wij deelden deze passie. We hadden al plannen gemaakt om eens naar �het land� van de karpers te gaan namelijk Frankrijk. Eveline en ik staken ons licht op bij diverse hengelsportzaken of iemand ons informatie kon geven over het vissen op betaalwater in Frankrijk. Niemand kon ons echt direct helpen, maar internet deed wonderen. Helaas overleed mijn vader in oktober 1998. Mijn animo om te gaan vissen was op slag verdwenen. Ik had niemand meer om deze passie eenzelfde wijze te delen als ik dat met hem deed. Mijn interesse zakte tot diep onder het vriespunt. In de tijd dat ik niet meer geïnteresseerd was in het karperen, pikte juist mijn beste vriend Ruud Altorf deze hobby op. Hij vroeg mij diverse malen om eens met hem mee te gaan. Ik heb dit ruim drie jaar geweigerd. Totdat mijn moeder mij overtuigde dat mijn vader niets liever zou hebben gehad dan dat ik juist deze hobby zou doorzetten. En als er dan toch één persoon in mijn leven zou zijn met wie ik deze passie enigszins wederom zou kunnen delen, dan was dat Ruud wel. Na eenmaal de eerste run weer te hebben gehad, sloeg het karpervirus weer hard toe. Eveline stelde voor om eens te gaan vissen in Frankrijk, zij houdt van kamperen aan het water… hoe bedoel je een vrouw uit miljoenen? We gingen naar de karperbeurs in Zwolle en kwamen daar verschillende agentschappen tegen die reizen naar betaalwater in Frankrijk aanboden. Ik was niet meer te houden. Zonder de verschillende meren echt te vergelijken boekte ik een trip naar ‘Domaine des Forges’.
Voordat ik over mijn eerste ‘karperavontuur’ in Frankrijk begin moet ik, voor het goede begrip, eerst nog iets over mezelf laten weten. Als ik iets doe, wil ik het gelijk goed doen. Dit principe loopt als een rode draad door mijn leven. Ik heb altijd de drang gehad om in ieder geval boven het gemiddelde uit te komen in competitieve omgevingen. De hobby’s die ik naast het vissen heb zijn: biljarten, tennis, bridge, judo en gitaarspelen. Ik mag rustig stellen dat het niveau van al deze hobby’s boven het gemiddelde ligt. In alles zoek ik altijd de competitie. Ook met vissen doe ik dit. Als ik op een water zit tel ik de runs die ik hoor en vergelijk deze met het aantal van mezelf… Ook hier weer de drang van het competitieve. Het is daarom ook geen toeval dat ik aan het officieuze wereldkampioenschap karpervissen heb meegedaan, de ‘World Carp Classic’. Maar hierover later meer.
Na enig zoeken eindelijk aangekomen bij het, voor mij eerste betaalwater in Frankrijk, Domaine des Forges. De eerste indruk die ik had was dat het aantal hectare van het water enigszins tegen viel. Het weer was echter mooi voor de tijd van het jaar (eind maart) en de stek was prima voor de tent. De taken werden gelijk verdeeld. Eveline zette de tent op en ik mijn rodpod… Ik begon gelijk een grote voerplek te maken van hennep, maïs en wat boiliepellets. Op dezelfde beurs waar ik de trip had geboekt naar Forges had ik namelijk kennisgemaakt met het merk Challenge. De samenstelling van de boilie en de chops spraken mij aan en ik besloot hiervan enkele kilo’s te kopen. Na mijn vier hengels in stelling te hebben gebracht, besloot ik stijf achter mijn stokken te blijven zitten tot de volgende ochtend toe. Want zo hoort het! Dat is vissen. Niks een stretcher in een warme tent. Dat was goed voor Eveline, maar niet voor zo’n stoere visser als ik. Naarmate het later werd daalde de temperatuur. Mijn beetverklikkers met bijbehorende swingers bleven ijzig stil… Rondom het water hoorde ik ‘gelukkig’ ook niets… dus ik was niet de enige zonder resultaat ‘we stonden allemaal nog ‘gelijk… De temperatuur bleef maar dalen, het was een heldere nacht. Af en toe even staan en de rug strekken en het ijs (!) van mijn top-ogen afbreken! Ik was de enige visser die nog ‘buiten speelde…’ Mijn collegae waren de tent in gedoken. ‘Watjes’, dacht ik nog. Ik keek op mijn horloge en zag dat het pas 23.00 uur was. Nog acht uur te gaan en het is alweer licht, dacht ik. Omstreeks middennacht hoorde ik mijn eerste ‘piep’… mijn hart sloeg over… maar de realiteit leerde mij al snel dat de piep veroorzaakt werd door een inmiddels bevroren linkervoet die per ongeluk contact maakte met mijn rodpod! Ik moest weer staan de rug en de benen strekken en het bloed even goed laten doorstromen. Het was 01.00 uur. De sterren waren prachtig maar de stilte was oorverdovend. Ik moest toch wel een run krijgen! Ik verdiende het vond ik. De ‘watjes’ lagen in hun warme slaapzakken met een sounderbox naast het hoofdkussen! En ik? Ik stond als een ware militair de wacht te houden bij doodstille ‘piepers’. Vaag leek het alsof ik een pieper hoorde afgaan in de verte… maar dat kon niet, want dat geluid had ik zo’n beetje om het half uur gehoord en er loopt een spoorlijn achter het domein. Dus die trein die steeds voorbij kwam zat nagenoeg op dezelfde frequentie als een doorsnee Optrinic. Het was ondertussen 04.00 uur geworden en ik voelde mijn tenen, scheenbenen en dijen niet meer. Nog steeds geen piep! Wel steeds een trein die mij op het verkeerde been zette. Eveline lag inmiddels te slapen als een ware prinses. Mijn stretcher met slaapzak werden steeds moeilijker te weigeren. Ach, dacht ik… even onder de slaapzak ontdooien kan toch geen kwaad… Ik zette mijn wakers wat harder (je weet nooit) en stapte zwaar verkleumd de tent binnen. Ik deelde Eveline mede dat ik even op temperatuur moest komen. Het was onderhand ruim -3 graden geworden. Ik sloot mij aan bij de ‘watjes’…
‘s-Ochtends om 07.30 uur stond ik inmiddels weer op normale lichaamstemperatuur naast mijn hengels. Ik besloot om een croque monsieur te gaan halen bij het huisje dat de luiken ondertussen had geopend voor de vissers. Ik bestelde een koffie en twee croques monsieurs om ‘mee te nemen’. Er stond een vrij kleine Fransman rustig een kopje koffie te nuttigen. Ik dacht gedeelde smart is halve smart. In mijn beste Frans zei ik de nu inmiddels legendarische woorden “Rien, huh” (vrij vertaald, “het was niets, huh”)”? Hoe fout kun je zijn… “Niets?”, zei de Fransman hoogst verbaasd. “Dix carpes, monsieur!” (dit vertaal ik even niet…). De man zag er niet uit als iemand die pochte. Maar tien stuks… dat is onmogelijk! Hoe groot waren ze…? De Fransman antwoordde: “De kleinste was 16 kilo en de grootste 23 kilo… Ik verbrandde op dat moment mijn lippen stevig tegen het plastic bekertje… “zo erg zelfs dat mijn lippen bleven kleven tegen de rand van het plastic. De man achter de kassa overhandigde mij ondertussen de twee croques monsieurs. Ik vroeg of ik even mocht meelopen naar zijn plek om eens te kijken hoe hij zat te vissen. Dit was geen probleem. Toen wij aankwamen op zijn plek gilde zijn Optrinic het uit en ik werd overreden door de trein die ik de hele nacht al hoorde… Na een stevige dril zag ik hoe de vispartner van deze Louis de Funés (hieraan deed hij mij sterk denken) een 18 kilo schub in het net lanceerde. Ik was verslagen… de tussenstand was opgelopen tot 11-0. Wat een nederlaag. Ik vroeg de Fransman het hemd van het lijf. Ik wilde zijn ‘geheim’ weten. Deze aller aardigste man liet mij zijn 0.10 mm boilies zien en ruiken (Indian Spice) en vertelde mij dat grotere bolies (ik zat met 20 mm) nagenoeg kansloos zijn in deze tijd van het jaar. Dit was in mijn optiek een understatement. Met de wetenschap dat ik dus behoorlijk competitief ben ingesteld kun je je voorstellen hoe ik de weg terug richting tent (met inmiddels twee ijskoude croques monsieurs) heb moeten ondergaan. Ben ik dan zoveel verleerd in de afgelopen tijd? Bij de tent aangekomen vertelde ik Eveline over mijn ontmoeting met Louis de F. Het enige waar ik op de weg terug naar huis aan kon denken waren de legendarische woorden van Arnold Swarzenegger: I’ll be back…! Mijn tweede trip boekte ik in april 2002. Precies drie weken na mijn horror in Forges besloot ik mijn geluk te gaan beproeven in het pas geopende Domaine de Saint Christophe. Bij aankomst sloeg ik steil achterover! Ik waande mezelf even in de Côted’Azuur in Zuid Frankrijk! Het heldere blauw-groene water deed mij denken aan de Middellandse zee. Er stond slechts een kleine caravan op het land met twee jonge mensen erin die ons hartelijk ontvingen en ons naar de stek begeleidden. Wij waren de eerste Nederlandse gasten op het domein, vertelde hij. Wat een eer dacht ik nog. Het water was zo uitdagend dat ik niet kon wachten om de hengels uit te gooien. Voerbootjes e.d. waren er toen nog niet. Het peilen deed ik met een peildobber en ik schok een beetje van de diepte. Ik peilde niet ver uit de kant al zeven meter! Nadat de hengels erin lagen besloot ik wederom achter de hengels plaats te nemen. Ditmaal gewapend in een poolpak met een gegarandeerde warmte houdende temperatuur tot -30 graden Celsius (ik leer snel!).
Er waren slechts twee vissers aanwezig op het hele domein. Olivier, de toezichthouder kwam even buurten en vroeg of alles naar wens was. Ik vertelde hem waar ik de hengels had gedeponeerd en het aas dat ik gebruikte. Hij raadde mij aan om één hengel langs de kant te leggen. Hij bood tevens aan om even een rondje te varen met de boot om karpers te spotten. Dit aanbod nam ik direct aan. De ene karper was nog mooier dan de andere. Het water was zo helder dat je de karpers soms goed kon volgen. Terug ‘aan wal’ draaide ik een hengel binnen en verplaatste deze (met de boot van Olivier) strak tegen de kant. Bij het wegvaren van de plek kon ik mijn aas zien liggen tussen het maïs in dat ik er omheen strooide. Ik had goede hoop gezien het aantal karpers dat ik voorbij zag trekken. Zoals gezegd bleef ik ook deze nacht buiten de tent. Om 02.00 uur schreeuwde mijn beetmelder het voor de eerste keer uit en de swinger stond strak tegen mijn hengel. Mijn hart sloeg over en voor ik het wist hing ik in mijn hengel. Een enorme krachtsexplosie vond er plaats en de karper had de turbo aangezet. Mijn slip kreeg het zwaar te verduren. Eveline (inmiddels ook wakker geschrokken van de run!) kwam naar buiten en stelde droogjes vast dat het wel erg koud was. Ik kon deze mening op dat moment niet delen, want ik had het bloedheet met zo’n karper aan de andere kant van de hengel. Na een dril van ruim 20 minuten gleed de big in het schepnet. Eveline schepte voor het eerst in haar leven een spiegelkarper alsof ze er al honderden had geschept. Ik merkte meteen bij het optillen van het net dat het een ‘zware jongen’ was. Olivier had mij verteld dat zakken niet mocht en dat eventuele foto’s ‘s-nachts moesten worden gemaakt. De naald van mijn weegklok bleef steken op 20,7 kilo. Aftrek van de weegzak (0,7) was mijn eerste veertiger sinds lange tijd een feit! Snel even een foto maken (Eveline was inmiddels tot haar bot toe bevroren) en de vis zoals afgesproken snel terugzetten. Toen ik de weegzak aan het schoonmaken was zag ik met hoge snelheid een fietslampje op mij afkomen. Het was Olivier die in de verte wat flitsen zag. Hij vroeg mij hoe groot de karper was. Ik vertelde hem trots: “Vingt kilo”! Hierop liet Olivier zijn fiets vallen en vroeg mij waar de karper was? “Retour…”, zei ik verbaasd. “Retour??? “Merde, merde, merde, “vingt kilo, vingt kilo”! Ik begreep even zijn reactie niet…zakken mocht immers niet, dus vanwaar deze uitbarsting? Olivier vertelde mij dat dit het nieuwe meerrecord was�…en hij had er nu geen foto van kunnen maken! Dit was de eerste veertiger van het water! Ik vertelde hem dat ik spoedig een foto van deze spiegel zou opsturen. Hij was haast ontroostbaar want hij wilde juist een foto op de dag hebben van deze veertiger. Hij vertelde me dat als ik een tweede veertiger zou vangen, ik best even gecontroleerd mocht zakken totdat hij voor het boek van Christophe een foto had gemaakt. Ik stemde hiermee in en nam weer plaats achter de hengels. Inmiddels was de temperatuur mij weer aan het geselen. Ik had echter geen slaap, omdat ik nog vol adrenaline zat van het hele gebeuren. Bovendien was ik nog steeds geen ‘watje’! Het was inmiddels licht geworden en mijn voeten waren nagenoeg afgestorven. De temperatuur was in de nacht tot -2 graden gekomen met een vervelend koud briesje. Eveline kwam uit de tent en raadde me aan: “Ga toch lekker even in de tent in mijn warme slaapzak liggen”. Tjah…. het was ondertussen wel erg aantrekkelijk geworden om even een break te nemen. Ik was moe en had ondertussen geen piepje meer gehad. “Ik let wel op de hengels” zei ze nog. Ik legde haar deskundig uit hoe een bait runner precies werkt. Mocht er een run komen, dan drie of vier maal draaien totdat de beugel naar achteren schiet en dan slaan en spanning op de hengel houden. Tegen die tijd ben ik wel de tent uitgekomen en neem dan de hengel weer over. Ik kroop de warme tent in en deed mijn poolpak en mijn ijskoude laarzen uit en gleed de slaapzak in. Oh, wat heerlijk was dat zeg… Langzaam maar zeker stapte ik dromenland binnen….Net voordat ik de deur naar dromenland open deed, gilde mijn Delkim om hulp als nooit tevoren! Ik spurtte mijn tent uit, sprong over de rotsen naar beneden en nog voordat Eveline haar boekje weg had kunnen leggen om de instructies ‘wat te doen bij een run’ op te volgen, stond ik al drillend met de hengel in de hand. Dit is waar je het allemaal voor doet, dacht ik nog! Heerlijk genietend van de dril zag ik een bezorgde blik van Eveline… “Wat is er?”, vroeg ik haar. Ze wees naar beneden naar de enorme plas bloed waar ik in stond! Tijdens de sprong over de rotsen naar mijn hengel heb ik de bal van mijn voet eraf geschuurd langs een scherpe punt van een rots. Slechts aan een klein stukje vel hing de bal onder aan de onderkant van mijn voet! Even schrok ik van het vele bloed maar ik dacht: “Eerst even de vis drillen, dan de wond verbinden met een zakdoek”!. Eveline stelde voor om even direct naar een ziekenhuis te gaan. “Welnee, nergens voor nodig! Even een zakdoek er omheen en over een uurtje is alles weer pico bello! Hiervoor hoeven we de sessie niet af te breken”. Hoe fout kun je zijn… Na 10 minuten kwam er een behoorlijke pijn opzetten. Lopen ging niet meer. Ik moest de strijd gaan staken. Langzaam maar zeker vertelde ik Eveline dat het inderdaad beter was om te stoppen. We (lees: Eveline) braken de tent af en pakten de spullen in. Teleurgesteld reden we richting de uitgang van het domein. Olivier was niet aanwezig. De twee mensen die mij toen uit de auto zagen strompelen voor een sanitaire stop, alvorens ik mijn weg naar Holland zou banen, zijn inmiddels onze twee grootste vrienden geworden. Het waren de eigenaar en eigenaresse van Domaine de Saint Christophe Marie José en Philippe Lavigne. Ennuh… nog even te uwer informatie� tegenwoordig ben ik ook een ‘watje’ geworden…;-)